Zand- en grindafgravingen zijn prachtige voedingsbodems voor fraaie natuur. Wacht een tijdje en zeldzame soorten flora en fauna vestigen zich vanzelf in het gebied. En het afval dat uit het gat komt? Dat verwerkt de betonindustrie, op een duurzame manier.
Er werd onlangs hartelijk gelachen om deze invalshoek die een spreker op een bijeenkomst in de betonsector koos. Maar geen geintje zonder seintje. Betonproducenten worden soms als vervuilers eerste klas gezien. Onterecht, vindt commercieel directeur Eric de Groot van betonproducent BTE Groep.
,,Het komt omdat de focus bij duurzaamheid heel erg op CO2-reductie ligt. Maar beton is een prima opnieuw te gebruiken product, dat heel lang mee gaat. Dat is duurzaam.”, zegt De Groot.
,,In het vorig jaar gesloten betonakkoord -dat trouwens beter bouwakkoord had kunnen heten- is afgesproken dat we de CO2-uitstoot uiteindelijk in 2050 met 95 procent hebben verlaagd.” Hij wijst verder op een hardnekkig misverstand. ,,Er wordt vaak gedacht dat je geen nieuwe grondstoffen voor beton hoeft te gebruiken als je alles hergebruikt. ,,Maar dat is een verkeerd beeld, want er is niet genoeg gebruikt beton. Daarmee kom je nog niet eens op een derde deel van wat nodig is voor nieuwbouw. De rest moet van nieuwe grondstoffen gemaakt worden.”
Aandacht voor het milieu en de leefomgeving is iets dat de BTE Groep hoog in het vaandel heeft staan. Maar hoe meet je de duurzaamheid van een product? Daar is een glasheldere methode voor: de Milieu Kosten Indicator (MKI). Hoe zwaarder het milieu belast wordt, des te hoger de ‘milieuprijs’ is. In de MKI wordt de milieubelasting meegenomen van zaken als grondstoffen, transport, onderhoud, beheer, levensduur, afvoer en de mogelijkheden voor hergebruik. Die is uitgedrukt in euro’s per bepaalde eenheid (product of ton).
,,Het is een uitstekend middel om de milieubelasting in beeld te brengen en een stimulans om het zo goed mogelijk te doen”, zegt Stefan Schrader, commercieel manager van De Meteoor, onderdeel van de BTE Groep. Zijn bedrijf is actief op de spoormarkt en levert veel voor ProRail, die in de aanbestedingen de MKI ook meeneemt. Om discussie te voorkomen, wordt de milieuprijs van een product gecertificeerd. Dat lijkt waterdicht. Toch is er een maar, want in de praktijk blijkt de MKI steeds meer een commercieel element te worden. Opdrachtgevers gebruiken het in de aanbesteding om de juiste leverancier te vinden: qua prijs en milieuvriendelijkheid. En daar spelen aanbieders handig op in.
Commercieel manager Stefan Schrader: ,,We zien om ons heen dat sommigen creatief zijn met de MKI om een grotere kans te maken een opdracht te krijgen. We willen niet met de vinger wijzen, maar zien wel dat dat tegen de geest van het duurzaam produceren in gaat. De Milieu Kosten Indicator zou een stimulans moeten zijn om duurzamer te produceren.” Schrader van de Meteoor komt met een voorbeeld van het creatief omgaan met de MKI. De milieukosten voor een dwarsligger, de NS90, zijn bijvoorbeeld 5 euro.
,,Maar sommige aannemers gebruiken soms een lagere MKI in de aanbesteding. Dan blijken ze bijvoorbeeld de bevestigingsmiddelen niet mee te nemen in de berekening of wordt de levensduur 50 in plaats van 40 jaar”, zegt Schrader. ,,We produceerden tot een jaar geleden een dwarsligger met een hogere MKI-waarde dan nu”, vervolgt hij. ,,Dankzij onder andere een nieuw mengsel en veranderingen in het productiemodel gaat de CO2-belasting omlaag. De prijs van de duurzame dwarsligger is nu wel iets hoger: een paar procent. ,,Maar wij geloven in deze nieuwe dwarsliggers. Over enkele jaren zullen die de standaard zijn.”